Mijn neef heeft het familiediner georganiseerd bij restaurant Wah Ah Wah. Wat een feest! Twee tafels vol familie, herkenning, gelach, geklets èn heerlijk eten. Metalen potten thee staan klaar, met een bak ijsblokjes en glaasjes (want zoals altijd Chinese thee, maar dan koud). De plastic kommetjes worden zo snel en precies verdeeld als kaarten door een croupier. Voorverpakte wet tissues liggen klaar, die hebben we wel nodig.
Gegrilde honey glazed kippenvleugels, kikkerbilletjes in gember, knoflook en lente ui, gebakken rog met een belacan-chillisaus, een soep van kokkels, verrukkelijk sappige satay, meteen van de grill!

En rojak na, my Mum’s favorite: een fruit- en groentesalade van o.a. jonge mango (die is dan nog friszuur), komkommer, ananas, benkuang (een soort wortel, rond en wit vanbinnen, ik vind het een beetje rauw aardappelachtig), soms appel en een plakkerige saus van suiker, chili en belachan (garnalenpasta, de Maleisische versie van trassi) met wat fijngehakte geroosterde pinda’s. Kun je je dat voorstellen, die combinatie van smaken?

Mum’s favorite: rojak
Ik ben zo high van de lange reis, de hitte, de opwinding, het heerlijke eten en het weerzien van mijn familie samen met mijn lief. Ik voel al de eerste mug in mijn been prikken, the bastard, maar het maakt me niet uit. Ik ben even helemaal volmaakt plakkerig gelukkig.
Na het eten lopen we terug door de Jalan Alor en kan ik het niet helpen om nog verder hyped te worden dan ik al was. Wat een paradijs aan eten! Sugarcane, of in het Maleis air tebu, mijn eerste jeugdliefde. Lange palen suikerriet worden door een mangel gehaald, en het sap smaakt zoet en een beetje grasachtig. Ik weet nog dat ik vroeger terug in Nederland huilde omdat ik het zo graag wilde drinken, maar niets is hetzelfde als versgemangelde sugarcane. Vroeger kreeg je het in een zakje met een knoopje en een rietje erin, nu koop ik met hartjes in mijn ogen een moderne versie in een flesje.
I died and went to food heaven. Ik loop oh’end en OOOH’end arm en arm met mijn tante langs de foodstalls. Otak-otak, viscake pakketjes in bananenbladeren gewikkeld en vers gegrild, megastoommanden vol dim sum in alle kleuren van de regenboog, mochi ijs, nog meer durian, satay celup: tientallen verschillende soorten satay stokjes waarvan je kiest wat je lekker vindt en ter plekke zelf in een pot hele bouillon kookt. Alles gaat in die bouillon, dus die wordt steeds lekkerder en lekkerder. ‘Celup’ betekent ‘dopen’ en is een onomatopee (look that up) van het daadwerkelijke geluid van het dopen van je satay in de bouillon. De Asian versie van het geluid, dan. Je spreekt het uit als ‘tjeloep’. Klopt wel hè? 🙂 Hopelijk kunnen we later deze week in Malacca de satay celup der satay celups gaan eten bij restaurant Capitol!





Aan het eind van de straat staat nog een stall of my dreams: soja. Verse sojamelk, die zo vreselijk anders smaakt dan die wij in Nederland drinken – niet te vergelijken. Deze smaakt naar sojabonen.. en bij ons naar sojabonen en meel, ofzo. Mijn tante roept dat ik dat toch niet allemaal kan drinken zonder de hele nacht te moeten plassen, maar ik heb een koelkast op de hotelkamer en een everlasting crave voor verse sojamelk, YEAH. Dus daar gaat een bekertje van mee.
En hij hij verkoopt ook tau hua (Hokkien, of tofu fa in Cantonees), een soort hele zachte pudding van soja. Die eet je met een lichte stroopsaus van gula melaka (palmsuiker) en gember. Alsof er een Chinees engeltje over je tong piest!
Die tau hua is ondertussen op en ik voel me in de verste verte niet slaperig. Morgen een heerlijke nieuwe dag, ik ga even Koekelen hoe asap van je insomnia af te komen!
Love, Vi
